Sopsum

Plaats
Buurtschap
Waadhoeke
Fryslân

sopsum_straatnaambordje.jpg

De vroegere gemeente Franekeradeel was erg zuinig met plaatsnaambordjes - en in dit geval ook straatnaambordjes - bij haar buurtschappen; bij buurtschap Sopsum hebben we alleen één straatnaambordje gevonden, aan het W uiteinde van de buurtschap. (©Google)

De vroegere gemeente Franekeradeel was erg zuinig met plaatsnaambordjes - en in dit geval ook straatnaambordjes - bij haar buurtschappen; bij buurtschap Sopsum hebben we alleen één straatnaambordje gevonden, aan het W uiteinde van de buurtschap. (©Google)

sopsum_buurtschapsgezicht_kopie.jpg

Buurtschap Sopsum, buurtschapsgezicht

Buurtschap Sopsum, buurtschapsgezicht

sopsum_clay_service_set.jpg

Buurtschap Sopsum geniet een zekere bekendheid bij liefhebbers van aardewerk, omdat hier zeeklei wordt gedolven die o.a. wordt gebruikt voor tegels van Koninklijke Tichelaar in Makkum en kunstenaars hebben er deze gewilde 'Clay Service set' van gemaakt.

Buurtschap Sopsum geniet een zekere bekendheid bij liefhebbers van aardewerk, omdat hier zeeklei wordt gedolven die o.a. wordt gebruikt voor tegels van Koninklijke Tichelaar in Makkum en kunstenaars hebben er deze gewilde 'Clay Service set' van gemaakt.

sopsum_bidprentje_fetje_zeinstra-ijpma_1862-1948.jpg

Bidprentje van Fetje Zeinstra-IJpma, in 1862 geboren in Sopsum en overleden in 1948. Maar liefsts 86 jaar geworden dus, in een tijd dat de meesten niet ouder dan ca. 60 werden. Kennelijk gezonde lucht daar in Sopsum. ;-)

Bidprentje van Fetje Zeinstra-IJpma, in 1862 geboren in Sopsum en overleden in 1948. Maar liefsts 86 jaar geworden dus, in een tijd dat de meesten niet ouder dan ca. 60 werden. Kennelijk gezonde lucht daar in Sopsum. ;-)

Sopsum

Terug naar boven

Status

- Sopsum is een buurtschap in de provincie Fryslân, gemeente Waadhoeke. T/m 2017 gemeente Franekeradeel.

- De buurtschap Sopsum valt, ook voor de postadressen, onder het dorp Achlum.

- De buurtschap Sopsum heeft helaas geen plaatsnaamborden, zodat je alleen aan de gelijknamige straatnaambordjes kunt zien dat je er bent aangekomen.

Terug naar boven

Naam

Oudere vermeldingen
1433 Sopsem, 1542 Soepsum, 1546 Sopsum.

Naamsverklaring
"Betekent vermoedelijk heem 'woonplaats, woning' van de persoon Soppe. Vergelijk de vele plaatsen op -um in dit gebied, zoals Hitzum en Doijum."(1)

Terug naar boven

Ligging

De buurtschap Sopsum ligt rond de gelijknamige weg, NNO van het dorp Achlum, ZW van de stad Franeker, WZW van het dorpen Hitzum, ZZO van het dorp Herbaijum, O van de stad Harlingen en ZO van het dorp Midlum.

Terug naar boven

Statistische gegevens

In 1840 omvat buurtschap Sopsum 8 huizen met 44 inwoners. Tegenwoordig omvat de buurtschap 7 huizen met ca. 20 inwoners.

Terug naar boven

Beschrijving

Boerderijen
- Klaas van der Pol heeft in 1987 het boek 'De geschiedenis van Achlum (tot ca. 1900)' gepubliceerd, dat via de link ook online te lezen is. In het dorp waren 38 'stemhebbende boerderijen', die dhr. Van der Pol allemaal heeft beschreven. In de buurtschap Sopsum betrof dat de nrs. 18 en 19, zijnde de boerderijen Grote en Kleine Bril ("In 1872 zijn van de Kleine Bril twee arbeiderswoningen gemaakt. De resten hiervan zijn bouwvallig en staan op het punt te verdwijnen) en de kennelijk naamloze boerderij nr. 20.

- Klaas Sjoerds de Boer heeft de geschiedenis en wetenswaardigheden over zijn voorouders (genealogie) uitgezocht. Daarbij kwam hij onder meer terecht bij een boerderij Sopsum bij Achlum, die in de 18e eeuw in bezit was van vier generaties Hibma, die kennelijk een rol spelen in de genealogie van dhr. De Boer. Uit die tijd (tussen 1697 en 1824) is de financiele administratie bewaard gebleven in een "skriuwboek". Deze documenten zijn geanalyseerd en gepubliceerd door P.L.G. van der Meer in zijn publicatie 'Opkomst en ûndergong fan in boerebedriuw ûnder Achlum - De famylje Hibma, 1697-1824', uitg. Fryske Akademie, 2001. Onder de link vind je enkele citaten hieruit, waarmee dhr. De Boer beschrijft hoe het er op deze boerderij in de 18e eeuw aan toe ging.

Zeeklei
- De kleine buurtschap Sopsum is wellicht bekend bij liefhebbers van majolicategels, omdat de beroemde Koninklijke Tichelaar in Makkum voor zijn handgevormde en handbeschilderde tegels als grondstof geelbakkende zeeklei gebruikt die in deze buurtschap wordt opgegraven. Nadat een bonk van deze klei door een soort eisnijder is gehaald, worden de plakken stuk voor stuk gladgestreken in een tegelraam, gedroogd en voor de eerste keer gebakken. Daarna wordt er een laagje mat wit glazuur op gesmeerd, bereid volgens geheim recept. Nog een keer bakken en klaar is het Oud-Hollandse tegeltje, ook wel 'witje' genoemd. Voor een gedecoreerde tegel geldt een ander recept. Daar wordt direct op het glazuurlaagje de schildering aangebracht. De ambachtslieden gebruiken daarvoor penselen van haar uit koeienoren. Tijdens het bakken versmelten de fijne gekleurde lijntjes met het witte glazuur. (bron en voor nadere informatie zie: Trouw, 27-9-1997)

- "Na hun afstuderen aan de Design Academy Eindhoven in 2006 zijn Nadine Sterk en Lonny van Ryswyck gestart met Atelier NL. Nadine’s werk is te omschrijven als een fusie van natuurlijke, technische en emotionele elementen. Dit gaat wonderwel goed samen met de observerende, denkende en realistische werkwijze van Lonny. Zij zoeken samen naar alledaagse dingen die de meeste mensen als vanzelfsprekend beschouwen en details die onopgemerkt blijven. In 2009 ontwikkelden zij een serie borden en kommen uit zes verschillende locale kleisoorten. De kleur van de producten wordt bepaald door de chemische samenstelling van de klei die specifiek is voor de kleigrond in verschillende Nederlandse streken. Zo hebben ze onder meer een set gemaakt met klei uit Sopsum, bestaande uit: 1 x cup Ø 8 x 6,5 cm; 1 x bowl Ø 16 x 5 cm; 1 x plate Ø 23 cm; 1 x dish Ø 32 cm. Deze 'Clay Service set' is opgenomen in verschillende museumcollecties in de wereld." Aldus een beschrijving uit 2020 op veilingsite Catawiki, waar deze set werd aangeboden.

Knobbelzwanenplaag in 2004
"Een 28-jarige boer uit Achlum is met zijn auto op een groepje knobbelzwanen ingereden. De politie en Algemene Inspectie Dienst (AID) hebben tegen de man proces-verbaal opgemaakt, liet een politiewoordvoerder weten. De man wilde de zwanen verjagen uit zijn weiland bij Sopsum in de gemeente Franekerdeel. Hij ergerde zich aan de knobbelzwanen, omdat ze in het weiland poepten. Daardoor wilden zijn koeien het gras niet meer eten, liet de boer de politie weten." Aldus een krantenartikel uit juli 2004.

Terug naar boven

Bezienswaardigheden

Museum het Hannemahuis in Harlingen is in het bezit van een zilveren brandewijnkom uit 1700 van Haitse Jans uit Sopsum, die schoolmeester was in het nabijgelegen dorp Pingjum.

Terug naar boven

Natuur en recreatie

- Overzicht van waargenomen dier- en/of plantensoorten in buurtschap Sopsum (tip: als je onder de tab 'Waarnemingen' weinig of geen resultaten ziet, leg de datum dan een stuk, bijvoorbeeld een jaar, terug).

Terug naar boven

Beeld

- De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is in het bezit van een foto uit 1954 van een dubbel woonhuis met schuur te Sopsum.

Terug naar boven

'Het nieuwe orgel'

In het geïllustreerde weekblad 'De Huisvriend, 'lectuur voor iedereen', aldus de colofon, jaargang 1899, vinden wij het volgende verhaal, dat aan de fantasie van de schrijver moet zijn ontsproten, want buurtschap Sopsum heeft nooit een kerk gehad, en dus ook geen orgel, geen dominee et cetera. Maar het is wel een mooi verhaal, zeker omdat de schrijver zich kennelijk heeft ingebeeld dat deze buurtschap dit wél allemaal heeft gehad. Daarom citeren wij het hier:

'Het nieuwe orgel', door F.J. Dun
"Sopsum is een dorp, dat naar ik wel eenige reden heb te vermoeden, aan verreweg de meeste mijner lezers onbekend zal wezen. 't Mag daarom allicht niet overbodig genoemd worden hen een weinig nader met zijn ligging bekend te maken. Vooraf dien ik evenwel te zeggen, dat ik spreek van een halve eeuw geleden.

Sopsum lag vrij ongelegen. Als ge het koolaschpad volgdet, dat van het stille en slaperige landstadje (vermoedelijk bedoelt men daar Harlingen mee, red.) naar het nog stiller en slaperiger dorp Mulhem (dat moet redelijkerwijs Midlum zijn, red.) leidde, vondt ge ongeveer halverwege een landweg. Als 't lang genoeg droog geweest was, kondt ge, door dien te volgen, in een klein half uur in Sopsum zijn. Maar in 't najaar, als de boeren bij het huiswaarts- en na behoorlijke bewerking stadwaarts brengen hunner producten, den weg uit elkander gereden hadden, en als de overvloedige regens er het hunne toe hadden bijgedragen om den weg in een modderpoel te veranderen, dan was 't niet op een kwartier na te bepalen, hoelang ge over dien weg doen moest.

Ik schrijf 't almee aan den toestand van den weg toe, dat sleepjaponnen en Fransche hakken hier ten eenenmale onbekend waren. Met een paar fiksche klompen en met rokken, die niet over de enkels kwamen kwam men daar verder. Voor boeren, die er van der jeugd af aan gewend waren zulk een modderpoel te doorwaden, ging het nog, maar voor een gewoon burgermensch was er geen doen aan. Ik heb mij dan ook laten vertellen, dat de predikant van Sopsum eens met een zijner ouderlingen op huisbezoek zijnde, zoo diep in de modder zakte, dat hij bleef steken. Met alle macht begon de ouderling te trekken om den predikant uit zijne moeilijke positie te verlossen. 't Gelukte. Maar hoe? Door de zuiging der modderige klei bleef de zool van dominee's laars vastkleven, bij het bovenleer scheurde die af, en door die plotselinge bevrijding geschiedde, wat een kind kan raden, en wat een spotvogel bezong in een versje, dat met dit refrein eindigde:
'En toen viel Sopsums herder
Voorover in het slijk.'

In de dagen, waarvan wij spreken, was er in dat Sopsum een zaak aanhangig, die bijzonder levendig besproken werd. Er was namelijk een boer overleden, die een legaat aan de kerk besproken had, waaruit de stichting van een orgel bekostigd moest worden. Wat hem daartoe bewogen had, is moeilijk om thans nog uit te maken. Was het zijn begeerte om het kerkgezang te verbeteren, dan, zoo zou men zeggen, had hij het vroeger moeten doen, en had hij zelf er ook genot van gehad. Niet onmogelijk is het ook, dat de gedachte (sub rosa als wensch uitgedrukt), dat een steen onder het front van het orgel den naam van den gever zou vereeuwigen, hem er toe bewogen had, na zijn dood deze weldaad te bewijzen. Hoe het zij, het geld om een orgel te stichten was aanwezig, maar dit orgel, bestemd om het zingen in de kerk meer harmonieus te maken, begon, lang voor het er was, met disharmonie te brengen. In Sopsum toch woonden, gelijk vroeger veelvuldig en tegenwoordig op sommige plaatsen nog wel het geval is, menschen, die met zoo'n nieuwigheid niets ophadden. Muziek in de kerk: dat is immers al te wereldsch.

In den tegenwoordigen tijd, waarin er maar zeer weinig kerken gevonden worden, waarin deze ‘machtige stemme van Heere God’, zooals Bach het orgel noemde, niet weerklinkt, kan men zich kwalijk een denkbeeld vormen van den tegenstand, die de invoering ervan, inzonderheid op het platteland, kon verwekken. En dat deze tegenstand niet plaatselijk was, blijkt overtuigend uit het feit, dat de Synode, in 1574 te Emden gehouden, zich tegen orgels in de kerken verklaard heeft.

't Was vermakelijk, als 't niet zoo bedroevend ware geweest, een galm- en schreeuwconcert in een ouderwetsche, orgellooze kerk bij te wonen. Met de bekende wijzen ging het nog, maar de onbekende! Wat kon dat danig in de war loopen. Bij de intervallen van d op a of van e op b begon het lieve leventje gewoonlijk. Dan scheen het alsof de kerkgangers aldaar verzameld waren om te probeeren, wie de sterkste longen had. Degenen, die den naam hadden van beste zangers te zijn, spanden zich in, dat hun de aren aan de slapen tot dikke koorden opzwollen, zij werkten zich in 't zweet om de gemeente weer op de wijs te brengen; bont en blauw werden zij daarbij om 't hoofd en groen en geel werd het hun voor de oogen; met een mond, zoo wijd geopend, dat een volgeladen hooiwagen er gemakkelijk had in gekund, zaten de gemeenteleden tegen elkander in te schreeuwen, en als een heiden of turk op zulk een oogenblik de kerk ware binnengetreden, had hij zeker heel wat verbeelding noodig gehad om zich te kunnen voorstellen, dat men daar bezig was dien God te verheerlijken, die de schoone en heerlijke gave der muziek aan zijne menschenkinderen gegeven heeft. Daarbij kwam dan nog, dat sommigen, die gaarne zichzelf in de kerk eens hooren wilden, de laatste noot van een regel zoo lang uitrekten, dat 't de jaloezie van anderen gaande maakte, die dan den kamp niet opgaven. 't Was noch liefelijk, noch welluidend.

De predikant van Sopsum, ds. Werkhoven, had zich recht hartelijk over de schenking van Jacob van der Pol verblijd. 't Was hem menigmaal een ergernis geweest, hoe na een woord, waarin hij zijn gansche ziel gelegd had, die zielsstemming verstoord gevoelde door het schreeuwend, gillend, trillend, brommend, jankend, snerpend, draaiend - al naar de wijs was - geluid, dat de gemeente maakte, als zij, naar het heette, den nazang zong. De voorzanger maakte er soms een einde aan door met de hand te wenken, het hoofd te schudden en, als dat niet hielp, op den lezenaar te gaan trommelen, totdat de gemeente zweeg. Dan begon 't lieve leven van voren af aan, en - een eind kwam er natuurlijk aan, maar - de stichting was weg.

Rechtstreeks kon ds. Werkhoven op de totstandkoming geen invloed uitoefenen, daar hij uit kracht van zijn ambt wel kerkvoogd was, maar slechts met adviseerende stem. In het college van kerkvoogden waren de meeningen verdeeld. Die drie heeren hadden nooit beter de gemeente vertegenwoordigd dan in deze zaak. De kerkvoogd Den Hollander was er beslist vóór. 't Moge sommige heeren en dames verwonderen, dat boeren gevoel kunnen hebben voor muziek, toch is dit even waar als het waar is, dat er dames en heeren zijn, die geen onderscheid hooren tusschen het boenen van de trap en een Menuet van Mozart. Den Hollander, die niet veel meer geleerd had dan de meeste boeren, - d.w.z. hij kon goed lezen, behoorlijk schrijven en uitstekend rekenen, - was er vóór, en beslist vóór. Hij begreep, dat ook op 't zingen in de kerk van toepassing is: laat alle dingen met orde geschieden, en dat bij 't bedenken van wat liefelijk is en welluidt 't kerkgezang niet vergeten mag worden.

De kerkvoogd Groenensteyn was er niet bepaald tegen, maar vóór was hij er ook niet. Hij was bevreesd voor wat hij noemde ‘vervloeien’. Vroeger, zoo redeneerde hij, in mijn grootvaders tijd, was 't driemaal op een Zondag kerk, nu maar tweemaal. Elke beurt duurde volle twee uren. Nu is 't mooi als dominee je anderhalf uur houdt. Toen ds. Scheurvogel onlangs hier preekte, heeft hij ons al vijfmaal laten zingen en verzen van wat ben je. 't Leek zoo waar wel een zingende mis, en dan nog een orgel er bij. Neen! eigenlijk gezegd ben ik er tegen. De derde kerkvoogd Steven Stavast was er bepaald tegen. Hij was behoudziek in merg en nieren. Alleen dus omdat het nieuw was - in Sopsum althans - zou hij er tegen zijn. Maar op de vraag waarom dan wel meer, bleef hij het antwoord schuldig. Hij was er tegen en daarmee uit. 't Stond er dus met het tot stand komen van het orgel niet best voor.

Om de zaak niet te doen mislukken, daar bij eene definitieve afwijzing het legaat niet kon worden aanvaard, besloot ds. Werkhoven de zaak nog maar eenigen tijd sleepende te houden. Maar om de heele en halve tegenstanders van het orgel te overtuigen van het nut en de noodzakelijkheid er van, wendde hij inmiddels een huismiddeltje aan, dat meermalen in dergelijke omstandigheden met het beste gevolg is toegepast geworden. Hij bevlijtigde zich namelijk al zulke psalmen en gezangen te doen zingen, die zonder begeleiding eigenlijk niet of althans niet goed gezongen kunnen worden. Psalm 2, 18, 23, 45, 55, 102, 107, 115, 132, 148 wisselden elkander af, terwijl ds. Werkhoven in eens wonderveel met Gezang 24 scheen op te hebben. 't Was voor den voorzanger soms om razend te worden. Met de gezangen had hij toch al niet veel op, maar die wijs! Dat was erger dan monnikenwerk. Hij had haar al eens geprobeerd zonder de mollen en kruisen, maar dan ging 't heelemaal niet. Hij kon zich niet begrijpen, hoe er zoo een tusschen zoovele gemakkelijke wijzen - want van schoone wist hij niet best mee te praten - verdwaald was.

Niet in eens, maar zooals 't gewoonlijk met medicijnen gaat, langzamerhand begon 't middel te werken. Het verlangen naar een orgel werd er levendig door gehouden of aangewakkerd, en na een half jaar had ds. Werkhoven broeder Groenensteyn zoover, dat hij zijn stem er aan gaf, dat althans de plannen zouden gemaakt worden en beoordeeld. Steven Stavast was er tegen. Met verheffing van stem had hij dat tegen uitgesproken, maar meer ook niet. De plannen werden door een deskundige in gereedheid gebracht, de prijs viel mee, en 't stond er dus goed mede. Maar 't was nog in eens niet klaar.

Toen plannen en teekening bij 't college van kerkvoogden inkwamen, bleek het, dat het noodzakelijk zou zijn den vloer der kerk ongeveer een voet te verhoogen, daar de orgelmaker er anders niet voor instond, dat 't geluid voldoen zou. Daar schoot Steven Stavast uit zijn hoek, maar... niet op de vergadering. Hij wilde het nu eenmaal niet, dat het orgel komen zou, en daarom hij zou 't beletten. Een paar van de heftigste tegenstanders bracht hij een bezoek en deelde hun mede, dat de mogelijkheid bestond, dat de vloer der kerk zou worden verhoogd en alzoo zou men om dat piepende, brommende, wereldsche ding in de kerk te brengen, de schennende hand aan de graven hunner vaderen slaan. De hoofden werden bij elkander gestoken, middelen bepeinsd en aan de hand gedaan om dat te beletten en eindelijk kwam men tot het besluit het ‘hoogerop te gooien.’ Een adres werd opgesteld en aan de classe gericht, en een aan het gemeentebestuur. Dringend werd de bevoegde autoriteit verzocht er voor te waken, dat aan hun eigendomsrecht niet tekortgedaan zou worden. 't Gelukte aardig wat handteekeningen op het adres te verzamelen, en Steven Stavast was vol goeden moed, dat zijn haan koning zou kraaien. Toch viel hem dit tegen. 't Besluit werd genomen de graven onaangeroerd te laten, en in de kerk een houten vloer te leggen over den steenen, waardoor toch 't gewenschte effect zou worden verkregen. Zoo kwam 't orgel in de kerk te Sopsum.

Bij het orgel behoort een organist. Maar waar dien te vinden? Hadde Sopsum wat gunstiger gelegen, dan zou er allicht in de naastbijzijnde stad iemand te vinden geweest zijn, die moyennant quoi bereid zou zijn, de taak van organist op zich te nemen. Nu was daar geen denken aan. In het dorp zelf was niemand, die de kunst verstond, want orgels waren destijds lang zoo populair niet als tegenwoordig. Er was een zeer gegronde reden, waarom men er niet aan denken kon den Meester met die taak te belasten. Anders is men op een dorp er nogal vlug mee om dezen al zulke werkjes op te dragen, waarbij iets meer vereischt wordt dan de kennis, die men gewoonlijk onder den boerenstand aantreft. De Meester namelijk was de zeventig al gepasseerd, en was wel voor zijn doen een uitstekend zanger - hij kon, naar de boeren met trots verzekerden, wel zevenmaal zijn stem verhoogen - maar, behoorde niet onder de kinderen Jubals, als hanteerende niet een muziekinstrument. Op zulk een leeftijd leert men dat ook niet meer.

Waar men dus niet over den Meester kon denken, daar viel de aandacht op den ondermeester Jan Hoefman. 't Ontbrak dezen niet aan aanleg, en ook niet aan goeden wil, twee eigenschappen, wier huwelijk in den regel niet onvruchtbaar is. Toch was er een ander bezwaar. 't Inkomen van een ondermeester was een halve eeuw geleden in den regel van dien aard, dat er geen extra uitgaven op konden overschieten; hij zou eerst zelf een orgel moeten hebben, voorts moest de noodige muziek aangeschaft worden en dan 't lesnemen kostte ook geld. Ja,
'Als Fortuin maar assisteert
Dan loopt de wagen als gesmeerd',
maar als die goede godin haar aangezicht afgewend houdt, dan was 't - en 't is nog wel - een heele toer om wat te leeren, dat geld kost. Den Hollander toonde echter, dat het hem werkelijk ernst was, dat het orgel kwam. Hij verschafte Hoefman de middelen, die deze noodig had om zich te bekwamen.

Circa anderhalf uur van Sopsum lag een dorp, waar een meester woonde, die behoorlijk spelen kon. Bij dit ‘meester’ moeten mijne lezers echter niet aan een muziekmeester denken, neen, 't was maar een dood gewone schoolmeester, die zooveel van de kunst verstond, dat hij zonder het gezang in de war te sturen, 't ten minste begeleiden kon. Hoefman ging daar nu elken Woensdag- en Zaterdagmiddag heen om zich te bekwamen, en in een half jaar tijds had hij 't reeds zoover gebracht, dat zijn onderwijzer hem verzekerde, dat hij best den dienst eens naar behooren kon waarnemen. Hoefman, die er wel erg tegen opzag, kon moeielijk weigeren. Eens moest 't toch voor 't eerst zijn en daar zijn leermeester vacantie had en gaarne bij zijne familie den Zondag wilde overblijven, zat er wel niets anders op, dan in 't openbaar zijn kunst te toonen.

Behoorlijk voorbereid nam hij op de orgelbank plaats. 't Liep boven verwachting goed af. Hij bleef goed in de maat, sloeg niet eene noot over, verzag zich niet en zijn reputatie zou allicht voorgoed gevestigd zijn geworden, als er bij den eersten tusschenzang niet wat gebeurd was, waarop Hoefman niet bedacht kon wezen. 't Ongeluk wilde, dat de orgeltrapper doof was. Nu hinderde dat anders niet erg, want Hoefman's leermeester maakte nooit veel werk van zijn spel. Een kort, hoogst eenvoudig voorspel, altijd zoowat 't zelfde, dan 't psalm- of gezangvers en vervolgens een kort slot, niet eens treffend.

Hoefman had, zooals wij gezegd hebben, aanleg voor muziek; hij speelde dus met gevoel een wel eenvoudig, maar toch schoon voorspel, dat hij ijverig bestudeerd had. 't Was wat langer dan gewoonlijk, maar ook langer dan de orgeltrapper gewoon was, die daarenboven zoo geplaatst was, dat hij den organist niet zien kon. Ter juister tijd viel de gemeente in - wat ook niet altijd gebeurt, en wat een kruis is voor mingeoefende organisten - en 't bleef goed gaan tot halverwege den laatsten regel. Op eens zweeg het orgel en een geluid alsof een vijfentwintig katten een concert gaven, klonk boven 't gezang der gemeente uit. 't Was gelukkig een vers van psalm 25, de gemeente raakte dus niet van de wijs; maar voor Hoefman was 't hoogst onaangenaam; hij begreep dadelijk, dat de trapper zijn werk gestaakt had. ‘Trappen, trappen!’ riep Hoefman hem toe. ‘Nou, mijnheer!’ zei de orgeltrapper grinnekend, toen Hoefman hem een stomp in den rug gaf om hem te beduiden, dat hij moest doorgaan, ‘denkt mijnheer, dat ik niet weet, hoeveel wind er op psalm 25 gaat?’

't Orgel te Sopsum kwam gereed; Hoefman was al wel zoover bedreven, dat hij aangesteld kon worden, en men mocht verwachten dat hij 't zonder al te groote ongelukken behoorlijk zou bespelen. Den morgen, dat het instrument voor 't eerst dienst zou doen, was de verwachting hoog gespannen. De kerk was eivol, zelfs de tegenstanders ontbraken niet; misschien waren zij opgekomen in de hoop, dat 't niet goed zou afloopen.

't Getimmerte, dat gedurende enkele maanden een der zijwanden, waartegen het orgel geplaatst werd, aan het oog onttrokken had, was weggenomen en 't sierlijke, sprekende front ontwapende zelfs de meest verbitterde tegenstanders eenigermate. Wat werkelijk schoon is veredelt, en wat veredelt verteedert. De engel, die 't middenstuk sierde, had een bazuin in de hand, die hij reeds halverwegen den mond had gebracht; het hoofd was een weinig zijwaarts gericht, alsof hij met belangstelling luisterde naar de verzen, die zouden worden opgegeven. De beide zijstukken waren van de emblemata der muziek voorzien, terwijl aan weerszijden een sierlijk, maar niet overladen lofwerk was aangebracht. Voorts had het twee manualen en een aangehangen pedaal, waardoor zelfs een mingeoefend organist bij eenige oefening en goeden wil een verrassend effect verkrijgen kon, zelfs ontbrak er geen tremulant - hoe ondenkbaar zou dit vóór vijftig jaren geweest zijn!

Ds. Werkhoven had bepaald, dat de voorzang door de gemeente zou gezongen worden zonder begeleiding, alsof de oude en de nieuwe tijd in die eene beurt elkander de hand moesten reiken! Onder het zingen daarvan kwam hij op stoel. Na op de gewone wijze de godsdienstoefening te hebben begonnen, sprak hij een gebed uit, en thans was alles in gespannen verwachting naar de dingen, die komen zouden. ‘Laat ons thans zingen,’ alzoo ging ds. Werkhoven voort, ‘van psalm 33 het tweede vers. Ik verzoek echter den organist eerst bij den derden regel in te vallen.’ Dit was nu wel heel aardig van dominee bedacht, maar 't was haast al te aardig. Met kracht galmde de schare het uit:
‘Roemt nu met nieuwe lofgezangen
De nieuwe blijken van Zijn gunst;’
maar toen nu bij den derden regel:
‘Het speeltuig moet dien toon vervangen,
Heft vroolijk aan, wijdt Hem uw kunst,’
Toen Hoefman met 't volle werk inviel, werd de derde regel al te letterlijk vervuld. De organist toch kon alleen maar spelen, wat hij voor zich had. Nu stond in zijn boek de psalm in d mineur en de voorzanger was in e begonnen. Die overgang was zelfs den Sopsumers te kras. Daarbij kwam, dat iedereen zoo nieuwsgierig was het orgel te hooren, dat allen zwegen. 't Liep dus voor den allereersten keer niet best af. Gaandeweg vatte echter hier en daar er een den toon en zoo kwam men ten minste aan het einde. Gelukkig maakten de tusschen- en nazang goed, wat de voorzang tegen dominee's bedoelen zoo jammerlijk bedorven had.

Aan het slot had er nog een scène plaats, zooals die alleen maar in Sopsum kon voorvallen. Nadat ds. Werkhoven den zegen had uitgesproken, begon Hoefman de kerk ‘uit te spelen.’ Maar pas had hij de vingers op 't klavier of een paar rappe gasten stormden naar boven en boden hem met de levendigste gebaren hunne hulp aan. Zij meenden, dat hij ‘den orgel niet tot bedaren kon brengen.’ Aldus werd het orgel te Sopsum ingewijd."

Reacties

(4)

Sopsum heeft voor mij veel betekend en dat is nog zo nu ik 45 jaar in Overijssel woon. Ik heb hier mijn jeugd doorgebracht tot mijn 21 ste jaar.
Ik vind dat Sopsum absoluut een plaatsnaambord heeft verdiend, als ik kijk naar buurtschappen in de provincie Groningen. Er zijn meerdere buurtschappen in de omgeving en in de provincie Fryslân die dat ook verdienen.

Lijkt me ideaal wonen daar; volop rust en ruimte en toch de grote stad met al zijn voorzieningen (Franeker) 'om de hoek'.

Ik ben het helemaal met u eens. Daarom formuleer ik het bewust ook zo, bij bordloze buurtschappen, om mensen er op te attenderen, opdat hopelijk een lezer (bijv. inwoners of een dorpsraad of een heemkundekring of een gemeente) denkt van hee ja dat is ook eigenlijk wel zo, laten we daar eens wat aan doen... (gelukkig gebeurt dat ook regelmatig bij buurtschappen door het hele land). Helaas zijn gemeenten hier autonoom in, en is het niet verplicht, waardoor (voormalige) gemeenten als bijv. Winsum, Vlagtwedde, Bellingwedde en Littenseradiel bij (vrijwel) al hun tientallen buurtschappen plaatsnaambordjes hebben, terwijl Franekeradeel dat vrijwel niet heeft gedaan. Een plaatsnaambordje kost maar een paar honderd euro en je zet je buurtschap(pen) er toeristisch mee op de kaart, dus ik begrijp werkelijk niet waarom zo veel gemeenten, dorpsraden, heemkundekringen en inwoners daar zo laks mee omgaan (terwijl vrijwel alle lokale instanties met de mond belijden het kleinschalig toerisme te willen promoten). Zie ook hier https://www.plaatsengids.nl/kennisbank/plaatsen-zonder-plaatsnaamborden punt 2.

Helaas is er verder niets inhoudelijks over Sopsum op het hele internet te vinden, dus ik heb de pagina nauwelijks kunnen aanvullen. Ik heb het hoofdstuk Naam toegevoegd en de vermelding dat Koninklijke Tichelaar klei uit deze buurtschap gebruikt voor haar tegels. En ik heb een foto van het enige straatnaambordje in de buurtschap geplaatst, dat voor u als bezoeker pas over een aantal dagen te zien is, omdat mijn site naar de bezoekers toe niet dagelijks wordt ververst om de kosten in de hand te houden.

Er zijn in Friesland zo ontzettend veel buurtschappen die best voorzien kunnen worden van plaatsnaamborden. Gemeenten geven veel geld uit aan niet noodzakelijke zaken. Het zou mooi zijn om onze vele buurtschappen op de kaart te zetten, daar deze ook historisch belangrijk zijn.

Zoals gemeld ben ik het helemaal met u eens en schrijf ik er daarom ook op diverse plekken op mijn site over, in de hoop dat lokale instanties het oppikken en er iets mee doen. De gemeente Achtkarspelen heeft het goede voorbeeld gegeven en in 2020 bij een hele reeks buurtschappen plaatsnaamborden geplaatst, die dat nog niet hadden. Dus hopelijk doet goed voorbeeld goed volgen! Zie http://borden.plaatsengids.nl/pgemAchtkarspelen2.html.
En ik heb nog een keer het hele internet afgezocht of er nog aanvullende wetenswaardigheden over buurtschap Sopsum te vinden waren, en dat bleek nu wél het geval. Ik heb de pagina nu dus kunnen aanvullen met diverse wetenswaardigheden.
Met vriendelijke groet, Frank van den Hoven, hoofdredacteur Plaatsengids.nl

Reactie toevoegen